James Ensor
James Ensor wordt in 1860 geboren in Oostende. Zijn vader is Brits, zijn moeder Oostendse. Zij heeft een winkeltje met souvenirs en prullaria, waar het gezin van kan leven. Ensor groeit op tussen schelpen, opgezette vissen, kantwerk, ‘vreselijke’ wapens, maskers en andere bijeengeraapte voorwerpen. Tijdens zijn opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten van Brussel raakt hij bevriend met F. Khnopff, W. Finch en intellectuelen die zijn anarchistische trekjes voeden. James Ensor geeft er vrij snel de brui aan en keert terug naar Oostende. Op de zolder van de gezinswoning maakt hij zijn eerste meesterwerken. Ze zijn gedurfd realistisch. Hij schildert landschappen, stillevens, zelfportretten en genretaferelen. Ensor exposeert in de Salons, waar zijn doeken op sarcasme en onbegrip onthaald worden. Hij is gekwetst door de kritiek. Ensor staat mee aan de wieg van de groep Les XX, een van de voortrekkers van de avant-garde. James Ensor groeide op aan de Noordzee en houdt daar een passie voor de spelingen van het licht aan over. Hij dicht hen een verbindende en spirituele kracht toe. ‘Ik ben verheven door het licht.’ De vele maskers en skeletten in zijn werk verwijzen naar de bevreemdende sfeer in het winkeltje van zijn moeder en het Oostendse carnaval. Ook zij zijn symbolisch en nemen een belangrijke plaats in zijn werk in. De maskers camoufleren en verscherpen een realiteit die de schilder te lelijk en te wreed vindt. De skeletten symboliseren dan weer de ijdelheid en de absurditeit van de wereld. James Ensor schept een fantasiewereld vol verbeelding, een voorbode van het surrealisme. In 1888 schildert Ensor zijn meesterwerk, De intocht van Christus te Brussel. Op het doek zien we alles wat de kunst van Ensor typeert. Hij benadrukt in zijn werk de groteske kant van de dingen en uit zijn kijk op de radicale, sarcastische en zelfs onbeschaamde wereld. James Ensor overlijdt in 1949 in Oostende.